
Column
Woensdag stond Groningen even stil. Niet bij lokaal nieuws, niet bij files of festivals, maar bij iets groters – iets wat verder teruggaat dan onze eigen levens. Tachtig jaar geleden vielen er twee bommen. Twee explosies die hele steden uitwisten, duizenden levens in een oogwenk verwoestten en miljoenen voor altijd veranderden. Hiroshima en Nagasaki. Namen die in één adem genoemd worden met ‘atoom’ en ‘onvoorstelbaar’.
Op het Emmaplein, bij het Antikernwapenmonument, stonden mensen stil. Ze vouwden kraanvogels. Kleine, papieren vogels. Oogt misschien als iets kleins, maar het gebaar is groot. Want wie een kraanvogel vouwt, doet meer dan papier vouwen – die vouwt hoop. Wens. Geloof in iets beters.
Ik keek naar de beelden van de ceremonie. Mensen van verschillende leeftijden, zwijgend, respectvol. Geen schreeuwende protestborden, geen megafonen. Alleen stilte. En kraanvogels. Het raakte me.
In een wereld waarin de dreiging van oorlog weer steeds dichterbij lijkt te kruipen, waarin kernwapens nog steeds bestaan en politieke spanningen oplaaien, is een moment als deze herdenking essentieel. Want herdenken is niet alleen terugkijken. Het is waarschuwen. Waken. En hopen dat we leren van wat ooit misging.
We leven in een tijd waarin empathie soms wordt overstemd door meningen, waar algoritmes bepalen wat we belangrijk vinden. En juist dan is het van waarde om stil te staan bij de geschiedenis. Om jongeren te vertellen waarom die papieren vogels daar liggen. Waarom Hiroshima en Nagasaki niet vergeten mogen worden.
Dus vouw die vogel. Leg hem neer. Want misschien is de wereld dan nog niet veranderd. Maar jij wel. En dat is altijd het begin.